Op restaurantgebied kennen we, in tegenstelling tot de ons omringende landen, weinig instituten. Eethuizen die al decennia bestaan, zonder te zijn afgegleden tot een tourist trap of een anderszins inferieur etablissement.
Een van de onbetwiste klassiekers is Le Garage in Amsterdam. Het interieur is ontworpen door een vooraanstaand architect (Cees Dam), die de oorspronkelijke Leyland-garage omtoverde tot een circusachtig paviljoen, dat werd bestierd door een van de kleurrijkste personages uit de Nederlandse horeca: Joop Braakhekke. De flamboyante gastheer deed een paar jaar geleden een gedeeltelijke troonafstand om ruimte te maken voor mede eigenaar/gastheer Erwin Walthaus.
In de keuken van Le Garage figureerde door de jaren heen een reeks koks die niet alleen in staat moesten zijn om een groot aantal couverts te bekoken, maar zich ook wisten te schikken in Braakhekke’s luimen en asparaties. Want honderd procent tevreden is Joop nimmer.
Voor de gasten is Le Garage een sociale snelkookpan, waar je als gast bijna op schoot van je buurman- of vrouw zit en privacy bijgevolg een illusie is. Daar komt dan ook niemand voor. Menigeen is er vooral om te kijken en gezien te worden, al is het eten er altijd uitstekend.
Ik was er onlangs op een bijzondere vrijdagavond, toen de keuken tijdelijk was overgenomen door Jean Beddington -zelf een wandelende horecalegende- die vorig jaar haar eigen instituut sloot. We zaten naast een zangeres en een goochelaar, tegenover een tv-presentator en zijn familie, we dronken witte Bandol en aten Beddingtons vermaarde tandoori zeeduivel. Wat een feest.
Een paar dagen erna was het alweer feest in Le Garage: de huisdealer van champagne kwam een paar flessen uitproberen en er zat een aantal ex-chefs van Le Garage aan voor de lunch.
Reportage
Delen: